In gesprek met Job Gosschalk
Interview met de regisseur van Alle Tijd
De film Alle tijd is een tragikomedie van regisseur Job Gosschalk met Paul de Leeuw en Karina Smulders in de hoofdrollen.
12-4-2011 Door: Bioscoopagenda
Dank voor je hulp.
Het verhaal gaat over Molly (Karina Smulders) en Maarten (Paul de Leeuw), een broer en zus die meer op een vader en dochter lijken door het grote leeftijdsverschil. Als Molly gaat samenwonen raken de twee steeds meer van elkaar verwijderd, tot het noodlot toeslaat.
BiosAgenda sprak met Job Gosschalk over de film. Alle Tijd is zijn debuut als filmregisseur. In het verleden werkte hij als casting director bij Kemna Casting en was hij betrokken als producent bij Alles is liefde.
Alle Tijd is vanaf donderdag 14 april in de bioscoop te zien.
Lezen en kijken
Biosagenda: U bent regie-assistent geweest, daarna casting-director, producent en eigenaar van een productiebedrijf. Hoe is dat zo gekomen?
Job Gosschalk (JG): Als je het zo samenvat dan lijkt het wispelturig, maar dit alles speelde zich af tussen mijn twintigste en nu, dus dat is 23 jaar, ik ben nu drieënveertig. Ik heb heel lang gecast, eigenlijk het langst, 20 jaar. Ik ben via 'Alles is Liefde' en het 't Schaep met de Vijf Poten' betrokken geraakt bij het opzetten van producties en heb me als creative producer onder andere beziggehouden met de casting en muziek van het Schaap. Dat vond ik zo leuk, ik kreeg nieuwe ideeën en daardoor dreef het casten een beetje weg.
Bij Kemna Casting kende ik een aantal mensen die dat erg goed konden en die er aan toe waren om dat een keer zonder mij te doen. Samen met Christopher Parren die [Melvin: red] speelt in Alle Tijd, en Maik Rözer, zijn wij nu Kemna & Zonen, een heel klein productiemaatschappijtje. Tijdens de productie van Alles is Liefde, 't Schaep en 'Bloedverwanten' ben ik begonnen met het schrijven van Alle Tijd. Dat was nooit een opgezet doel, dat ik een scenario wilde schrijven, maar ik vond het heel leuk om te schrijven. Pas toen Jean van de Velde het had gelezen, een andere regisseur en schrijver, een vriend van me, en zei: “Je moet hier mee doorgaan, maak het maar gewoon af”, toen ontstond er langzamerhand het idee om het dan maar te proberen.
Biosagenda: Hoe komt u erbij om een scenario te gaan schrijven?
JG: Om te casten moet je heel vaak alle scripts lezen maar ook heel vaak verschillende versies van het script. De belangrijkste dingen die je doet is lezen en kijken naar theater. Daardoor krijg je wel een beetje in je hoofd hoe je een verhaal moet vertellen omdat je dat al zo vaak hebt zien doen. Wat ik heel leuk vond bij het ontwikkelen van Bloedverwanten, 't Schaep en Alles is Liefde was om te zien hoe die schrijvers het scenario vorm gaven en dat wilde ik zelf ook wel proberen. En omdat ik het nooit heb gedaan met het idee van “ik ga een filmscript schrijven” was het allemaal een beetje in de schaduw, de luwte. Alleen omdat iemand zei “dit is wat, ga er nou mee door”, nou ja, toen werd het wat.
Biosagenda: Hoe bent u erbij gekomen om Alle Tijd ook zelf te gaan regisseren?
JG: Ik had intussen al wel drie seizoenen erop zitten als regisseur van de televisieserie 'S1ngle'. Ik wilde dat heel graag uitbouwen. Ook omdat het verhaal dat ik had geschreven een heel persoonlijk verhaal was. Het heeft met mezelf te maken. Als ik een thriller had geschreven en het script was goed geweest, dan had ik waarschijnlijk een andere regisseur gevraagd “wil jij die maken”. In dit geval dacht ik “dit wil ik zelf wel proberen”.
"Teun Luijkx ... is iemand die knap is zonder knap te zijn"
Biosagenda: Hoe ging het filmproces in zijn werk?JG: Ik ben begonnen met het schrijven van het scenario. Daarna heb ik dat laten lezen aan de acteurs die ik wilde hebben. Die hebben toen allemaal “Ja” gezegd. Daarna hebben we het script gelezen en waren er nog een aantal op- en aanmerkingen. Uiteindelijk hebben we vier versies geschreven. Toen hebben we het samen met Christopher Parren – die in de film zit – ingeleverd bij het filmfonds. Die zei “je bent al een heel eind, maar nog niet helemaal. Je krijgt geld van ons om een nieuwe versie te schrijven”. Toen ben ik naar New York gegaan. Omdat ik dat leuk vond en omdat ik daar niemand kende en niet lastig gevallen werd met dingen die te maken hadden met casting of met andere producties. Daar heb ik de laatste versie geschreven. Die hebben we ingediend en hebben we geld gekregen. In de tussentijd wilde de AVRO zich verbinden aan de film. We kregen geld van het filmfonds. Toen wisten we al, samen met het andere fonds dat er nog aan vastzit omdat de AVRO meedeed, dat we de film konden gaan maken. We begonnen met het zoeken van de locaties en het samenstellen van de crew. Ik geloof dat ik in april, nu twee jaar geleden, ben begonnen met schrijven en een jaar daarna, in april of mei, zijn we begonnen met draaien.
Biosagenda: Het ging dus best snel achteraf.
JG: Ja, ik heb ontzettende mazzel gehad met de twee films waar ik aan mee heb gewerkt, Alles is Liefde en Alle Tijd, dat die allebei heel snel gefinancierd zijn.
Biosagenda: Is de financiering het grootste obstakel voor het maken van een film?
JG: Ja, vaak wel. Je kunt het wel willen, maar je moet steeds langs allerlei commissies en dan moet je maar hopen dat mensen begrijpen wat je wilt maken.
"Als iemand doodgaat, dan gaat het niet regenen"
Biosagenda: Alle Tijd is uw eerste film als regisseur. Is er iets anders gegaan dan u van tevoren had verwacht?JG: Ongeveer alles. Het leuke is, maar ook het ingewikkelde voor mij met mijn karakter, is dat je alles bedenkt en je er dan meteen aan moet wennen dat als je het huis ziet dat de voordeur niet links zit maar rechts. Er waren geen grote tegenslagen, maar je moet de hele tijd zo open blijven dat je snel kan bijsturen naar de werkelijkheid. Dus als je ziet, “O, die heeft deze kleren aan”, dan moet je dat meteen kunnen aanpassen. Maar dat vond ik ook leuk hoor, het is geen klacht. Ik vond het hartstikke leuk om te doen.
Biosagenda: Maakte uw persoonlijke band met Paul de Leeuw de samenwerking makkelijker of juist moeilijker?
JG: Allebei. Het maakte het makkelijker omdat je elkaar al kent. Dus ik had niet alleen maar te maken met iemand die ik van televisie kende. Ik wist al hoe hij was in de omgang. Maar het maakte het moeilijker omdat als je iemand goed kent het moeilijker is om kritiek te hebben op iemand. Het is makkelijker om niet een emotionele band te hebben, emotioneel betrokken te zijn, om iets te zeggen. Het raakt je dan minder. Dus dat was soms links en soms rechts.
Biosagenda: Ik had gelezen dat u Paul de Leeuw al in gedachten had tijdens het schrijven van het script.
JG: Ja, klopt.
Biosagenda: Geldt dat ook voor de andere acteurs?
JG: Allemaal. Ik heb Alwin [Pulinckx: red] benaderd nog voordat het script klaar was. Van Karina [Smulders: red] wist ik het al toen ik nog aan het schrijven was omdat ik haar had gezien bij Toneelgroep Amsterdam, in 'Kruistocht'. Ik had haar al heel vaak gezien, ik ken haar al honderd jaar, maar die rol leek het meest op de Molly die ik voor ogen had. Lineke Rijxman is én een goede vriendin én een fenomenale actrice. En daar had ik ook al mee gewerkt. Teun [Luijkx: red] had ik ontmoet op de toneelschool en daar was ik een soort van verliefd op. Niet in de letterlijke, fysieke zin, maar daar kijk ik graag naar. Dat is iemand die knap is zonder knap te zijn. En Christopher [Parren: red] werk ik mee samen, die had mee geschreven, en ja, exact hetzelfde.
"Het meest meedogenloze van doodgaan, maar ... het mooiste van het leven"
Biosagenda: De film is luchtig gebleven ondanks de heftige thema's.JG: Behalve de liefde voor elkaar en de vriendschap, is humor wat ze toch met elkaar verbindt. Dat bindt mij in ieder geval met mijn omgeving. Als iemand doodgaat, dan gaat het niet regenen. Dat is in films wel zo, maar in het echt gelukkig – of helaas – niet zo. Dat wilde ik heel erg laten zien. Dat het leven doorgaat. Het erge van doodgaan, is dat het leven doorgaat. Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar dat is het niet.
Toen mijn vader overleed – ik ben Joods, dat betekent dat je de mensen die doodgaan snel begraaft – moest ik heel snel aan een das zien te komen. Mijn vader had een winkel in Deventer en ik liep door die winkelstraat om een das te kopen. Dat was zo raar, want ik was net heel droevig geweest. Hij was net overleden. Ik moest een das kopen en het leven gaat gewoon door. En dat is het meest meedogenloze van doodgaan, maar het is ook het mooiste van het leven. En dat wilde ik persé in de film houden. Ik wilde niet de violen aanduwen om te laten zien 'daar komt de dood, dames en heren'.
Biosagenda: Wat wilt u de kijkers meegeven met deze film?
JG: Als je op een bepaalde manier durft toe te geven dat men doodgaat, dat je dan misschien meer van het leven kunt houden dat je nu hebt. In plaats van dingen uit te stellen gewoon de dingen doen die je wilt doen.
Links:
en abonneer je op onze nieuwsbrief.