Recensie The Happy Prince
In zijn beeldtaal is Everett soms een tikje te opzichtig
Rupert Everett maakt zijn regiedebuut met een film over de legendarische 19e-eeuwse schrijver, dichter en dandy Oscar Wilde.
17-7-2018 Door: Elise van Dam
Rupert Everett en Colin Morgan in The Happy Prince (c) 2018
Dank voor je hulp.
The Happy Prince is een passieproject van Rupert Everett. Het doet zijn carrière tekort om te zeggen dat Wilde daarin dé rode draad is, maar het is in elk geval wel een constante. Hij speelde in filmadaptaties van The Importance of Being Earnest en An Ideal Husband en vertolkte Wilde in de theatervoorstelling 'The Judas Kiss'. En nu staat hij op de rol als scenarist, regisseur en hoofdrolspeler.
Everett is in interviews open over zijn homoseksualiteit en promiscuïteit. “I've spent most of my adult life, since the age of 10, thinking almost exclusively about sex, and getting it, or recovering from it”, zei hij in een interview met The Guardian. Inmiddels is hij op een leeftijd dat naar eigen zeggen seks niet meer de drijvende kracht in zijn leven is. Hij zou de woorden van Wilde zelf kunnen citeren die hij schreef toen hij in de gevangenis zat wegens ‘onzedelijke handelingen’: “Feasts are not for me any more. I have given to many to care about them.”
The Happy Prince richt zich vooral op de laatste jaren van Wilde, die hij doorbracht in ballingschap in Frankrijk en Italië. Direct na vrijlating is er nieuw elan. Wilde wordt liefdevol opgevangen door zijn naaste vertrouwelingen Reggie (Colin Firth) en Robbie (Edwin Thomas) en voet zich thuis in Parijs, tussen de dichters en champagne. Maar we weten dan al dat hij berooid en anoniem zal eindigen. “With us time itself does not progress. It revolves. It seems to circle round one centre of pain”, schrijft Wilde in De Profundis, een brief die hij in de gevangenis aan zijn geliefde, Albert “Bosie” Douglas, schreef. Eenzelfde benadering van tijd zit in de structuur van de film, waarin heen en weer wordt gesprongen door de tijd, alsof al die momenten rond één zwaartepunt cirkelen.
Dat zwaartepunt lijkt vaak Bosie. Aanvankelijk lijkt Wilde hem overtuigd af te zweren, ook om zijn vrouw Constance (die hem niet meer wil zien, maar nog wel een bescheiden toelage betaalt) niet nog meer te kwetsen. Maar hij graviteert toch weer naar Bosie, in weerwil van zichzelf. Wanneer de twee elkaar na lange tijd terugzien, levert dat een mooie scène op. Ze zitten tot diep in de avond op een bankje op het treinperron, alsof ze het moment van weerzien tot in het eindeloze proberen te rekken. Zijn vrienden waarschuwen Wilde dat Bosie een kille manipulator is, maar hoewel Bosie inderdaad als een naarling overkomt, zijn er ook momenten die op z’n minst iets van liefde doen vermoeden.
In zijn beeldtaal is Everett soms een tikje te opzichtig. Zoals wanneer het dopen door een priester (Wilde bekeerde zich op de valreep van zijn leven tot het katholicisme) wordt doorsneden met het moment waarop Wilde bespuugd wordt na zijn arrestatie. Op dat soort momenten verraadt de regie van Everett een gebrek aan verfijning. Ook de introductie van twee fictieve, arme broers die Wilde op zijn oude dag onder zijn hoede neemt voelt gezocht en vooral een excuus om Wilde’s verhaal De gelukkige prins (waar de film zijn titel aan ontleent) te kunnen vertellen.
Wel mooi gevonden is de (ik vermoed althans) bewuste referentie aan Luchino Visconti’s Death in Venice. Bosie wordt gespeeld door Colin Morgan, die met zijn halflange, blonde lokken en perfecte gelaatstrekken doet denken aan de jongen waar componist Aschenbach in die film door geobsedeerd raakt. Wilde is op eenzelfde manier geobsedeerd door schoonheid en op eenzelfde manier roept hij daarmee zijn ondergang af. En ook al is zijn regie niet vlekkeloos, Everett bewijst in zijn vertolking van Wilde dat hij die obsessie doorgrondt en wellicht ook herkent. Zoals hij het zelf verwoordde: “I see him very clearly.”
en abonneer je op onze nieuwsbrief.