Café Society recensie
'Vermakelijke en visueel indrukwekkende nieuwe Woody Allen'
Afgelopen mei opende Woody Allen het festival van Cannes met zijn Café Society, over het Hollywood van de jaren dertig. Visueel een van de mooiste films uit zijn oeuvre.
10-8-2016 Door: Elise van Dam
Café Society recensie
Dank voor je hulp.
Daar staan ze dan. Nonchalant tegen een brugleuning, een glas wijn in de hand, achter hen Central Park. Ze praten over vroeger, over wat geweest is. Over hoe ze zijn veranderd en toch ook niet. Het doet een beetje denken aan die scène aan het einde van Annie Hall, waarin Annie en Alvy elkaar opnieuw zien. Het is een mooi moment in Café Society, hoe de twee naar elkaar kijken met een glimlach die een mengeling verraadt van liefde en het besef dat ze inmiddels aan elkaars verleden toebehoren. Maar er ontbreekt iets.
Misschien is Woody Allen niet meer zo bang voor de dood als hij was. En voor de liefhebbers van zijn werk is dat eigenlijk een nadeel. Want in het beste werk van Allen is de dood altijd dominant aanwezig. Dat is in Annie Hall zo, maar ook in bijvoorbeeld Hannah and Her Sisters waarin Allen’s personage ervan overtuigd is dat hij een dodelijke tumor heeft. Als blijkt dat er niets aan de hand is rent hij dansend het ziekenhuis uit om honderd meter verder te beseffen dat wat nu niet was op een dag wel zal zijn.
In Café Society is de dood een ongevaarlijke klucht geworden, vooral aanwezig in de zich opstapelende slachtoffers van gangster Ben. Diens broertje Bobby (Jesse Eisenberg) verruilt in de jaren dertig de Bronx voor Hollywood en daarmee ook het benauwende appartement van zijn altijd kibbelende joodse ouders voor de weidse straten en luchtige zonnigheid van Los Angeles. Het is een omgeving waarin de nerveuze Bobby totaal niet past. Wanneer hij langsgaat op het kantoor van zijn oom Phil (Steve Carell), een Hollywoodagent met connecties, trekt hij uitgerekend een trui aan in de kleur van de muur.
Al snel valt hij als een blok voor secretaresse Vonnie (Kristen Stewart), die hem meeneemt voor een ritje door Beverly Hills en aanwijst waar alle grote acteurs wonen. Ze kwam – zoals iedereen – naar Hollywood met dromen van sterrendom en luxe villa’s, maar knapte af op de zelfverloochening die dat met zich meebrengt. “I think I’m happier being life-sized”, zegt ze met een glimlach waarin we onmogelijk niet Stewart zelf kunnen zien.
Ook die scène spiegelt overigens een scène in Annie Hall, waarin Alvy en Annie met een naar Los Angeles verhuisde vriend door Beverly Hills rijden. Alvy moppert over de architectuur (“really consistent, isn’t it? French next to Spanish, next to Tudor, next to Japanese”), de zon en de rotzooi op televisie. In vergelijking daarmee is Allen’s visie op Hollywood in Café Society milder. Natuurlijk, de Hollywoodfeestjes zijn festijnen van neppe glamour en kitsch, maar er zit toch ook iets liefdevols in de manier waarop de gloriejaren van Hollywood hier geportretteerd worden.
Dat komt ook voor een aanzienlijk deel op het conto van cinematograaf Vittorio Storaro, die Los Angeles – van de mahoniehouten interieurs tot de zonnige pasteltinten buiten – magnifiek mooi in beeld brengt. Van een simpele scène waarin Vonnie bij Bobby komt uithuilen en de elektriciteit uitvalt maakt hij kunst. De intimiteit en zachtheid van die scène zagen we nooit eerder bij Allen. Storaro, die samenwerkte met onder meer Warren Beatty en Bernardo Bertolucci en een Oscar won voor zijn werk aan Apocalypse Now, heeft zich er altijd sterk voor gemaakt dat cinematografen worden erkend als co-auteurs van de films waar ze aan werken. Met Café Society onderstreept hij dat. Het is ontegenzeggelijk ook zijn film.
Maar zoals elke Woody Allen-film gaat Café Society natuurlijk vooral over Woody Allen. Over zijn neuroses en angsten, met ditmaal Bobby als de verpersoonlijking daarvan. En als die angsten hun greep verliezen, verliezen zijn films onherroepelijk aan zeggingskracht. “Life is a comedy, written by a sadistic comedy-writer”, merkt Bobby op. Maar juist dat sadistische, dat echt bijtende, lijkt eraf te zijn gesleten. Wat rest is Allen’s uitmuntende gevoel voor dialoog en ritme en een aantal sterke performances. Dat blijkt genoeg voor een vermakelijke film, maar gedenkwaardig is het allemaal net niet.
en abonneer je op onze nieuwsbrief.