Ben-Hur recensie
Weinig memorabele verfilming van Wallace’s roman
Timur Bekmanbetov verfilmde het inmiddels bekende verhaal van de rijke Joodse prins Judah Ben-Hur die lijnrecht tegenover zijn Romeinse jeugdvriend Messala Severus komt te staan.
23-8-2016 Door: Elise van Dam
Ben-Hur still © 2016 Universal Pictures International
Dank voor je hulp.
Ben-Hur is een verhaal van archetypes en van grote thema’s. Over broederschap, liefde, verraad, wraak en vergiffenis. Regisseur Timur Bekmambetov, eerder verantwoordelijk voor actievehikels als Wanted en Abraham Lincoln: Vampire Hunter, doet weinig moeite die thematiek weg te laveren van de clichés die daarbij op de loer liggen. In een voice-over spreekt Morgan Freeman in platitudes over de loyaliteit en competitie tussen Judah Ben-Hur (Jack Huston) en Messala Severus (Toby Kebbell). En over het belang van geloof.
Want parallel aan het verhaal van Ben-Hur loopt dat van Jezus (Rodrigo Santoro), en af en toe kruisen die wegen elkaar. In deze verfilming voelt de rol van Jezus echter meer dan ooit kunstmatig. Hij komt altijd net opdagen als het verhaal dreigt vast te lopen en aan het einde schudt hij wel erg veel wonderen uit zijn mouw. Echt geïntegreerd in het verhaal was Jezus ook niet in de verfilming van William Wyler, maar daar werkte dat juist, omdat Wyler hem bijna als een spookverschijning door de film liet dwalen.
Om die verfilming uit 1959 kunnen we eigenlijk niet heen. Het mag dan de vijfde keer zijn dat Henry Wallace’s Ben-Hur: A Tale of the Christ wordt verfilmd, onvermijdelijk zal de vergelijking zich voornamelijk richten op de Oscar-klapper van Wyler — Ben-Hur (1959). Een van de grootst opgezette films ooit, maar tegelijk toont Wyler beheersing. Te vaak in Bekmanbetovs Ben-Hur lijken scènes een excuus voor het tonen van spectaculaire decors en CGI. Vooral wanneer Messala vertelt over de veldslagen waarin hij vocht en we een overbodige montage krijgen van vechten in de stromende regen, vechten in de sneeuw en vechten in de woestijn.
PUBLIEK PLEASEN
De climactische strijdwagenrace uit de 1959-versie is een van de meest essentiële en legendarische scènes uit de filmgeschiedenis. Omdat het ijzersterk is geregisseerd, maar ook omdat Wyler geen totaal onmogelijke dingen laat zien. En juist daarom voelt het zo gevaarlijk. Omdat het geloofwaardig is. Maar (zo heerst althans het idee) het publiek wil steeds meer, steeds onmogelijker stunts. En dus zien we in Bekmambetovs versie momenten die zo hachelijk zijn, dat het belachelijk wordt.
En dan is er het camerawerk. Vooral tijdens die race zitten zoveel shots en beweegt de camera zo onrustig, dat afzonderlijke momenten nauwelijks te onderscheiden of registreren zijn. En ook daarin triomfeert Wyler. Want het zijn juist die momenten die een scène onvergetelijk maken; Ben-Hur die terug op zijn wagen moet klimmen, Messala die onder de wagen wordt meegesleept. Zonder die momenten is het toch vooral een brij aan spierbundels, hoeven en wielen, die tijdens het kijken weliswaar enig vertier geeft, maar daarna direct vergeten is.
Zoals heel Ben-Hur binnen de kortste keren vergeten zal zijn. Maar dat lijkt niemand echt te deren, als het nu maar geld opbrengt. Het is te simpel om Ben-Hur een complete mislukking te noemen, maar het is een film die in alles gericht lijkt te zijn op het pleasen van het publiek en op die manier films maken is een farce. Het publiek kan niet vertellen wat het wil, maar enkel wat het kent. Het is aan de makers om ons te overdonderen en betoveren met dat waar we zelf nooit op waren gekomen. Niemand vroeg immers om een strijdwagenrace van twintig minuten voordat William Wyler hem ons gaf.
en abonneer je op onze nieuwsbrief.